In 1010 publiceerde Richardus Suabis zijn werk Humores nostres sumus (Wij zijn onze lichaamssappen). Hij was bij publicatie een ervaren professor in de geneeskunde en hij was jarenlang directeur van het instituut voor humoresonderzoek geweest. Dit instituut was in die tijd een toonaangevend instituut in de galenische geneeskunde.
Herleiding tot de vier lichaamssappen
In zijn boek Wij zijn onze lichaamssappen legt hij voor algemeen publiek uit hoe de vier humores bepalend zijn voor de ontwikkeling en het karakter van de mens. Hij verklaart Hippocrates’ leer van de vier lichaamssappen: zwate gal, gele gal, slijm en bloed. Daarnaast legt hij net als Galenus (de arts van Marcus Aurelius, Commodus en Septimius Severus) een verband tussen de vier lichaamssappen en vier temperamenten. Een teveel aan een van de humores leidt tot een onbalans tussen de vier, wat een typerend temperament oplevert. Zo is iemand met te veel slijm (Gr. phlegma) rustig en ontspannen, flegmatiek. Als de zwarte gal (Gr. melan cholè) overheerst, dan ben je melancholisch.
De bijzondere bijdrage van Suabis is dat hij niet alleen voor de niet-specialisten de stand van de geneeskunde uitlegt, maar dat hij, zoals de titel van het boek al aangeeft, allerlei fenomenen uit andere gebieden herleidt tot het samenspel van de vier humores. De leer van de vier sappen is niet slechts de toenmalige stand van kennis omtrent de werking van het lichaam, maar ook de verklaring voor psychische fenomenen. Hij overschreed hiermee de grens van de wetenschap om in de metafysica terecht te komen. De melancholie is bijvoorbeeld volgens Suabis geen zielsaandoening, geen gemoedsbeweging, maar een onbalans in de vier sappen. Elke psychisch fenomeen of psychische ziekte zou het resultaat zijn van de werking van de vier sappen.
Ongefundeerde herleiding
Reeds in zijn tijd kreeg Suabis stevig kritiek op deze radicale these te verduren. Kerkelijke autoriteiten vreesden een herleiding van religieuze fenomenen (zoals visioenen) tot de vier humores. Maar Suabis stelde hen gerust door zich een overtuigd christen te noemen. Bovendien beweerde hij dat zijn theorie de gevestigde maatschappelijke orde niet bedreigde.
De theoloog H. Cuperus argumenteerde in zijn pamflet Non humores nostres sumus, amice! dat Suabis zijn radicale stelling niet voldoende had onderbouwd. Het is best mogelijk, zo betoogde Cuperus, dat bij een melancholicus een verhoogd niveau van zwarte gal te vinden is, maar dat impliceert nog niet dat het teveel aan zwarte gal ook de oorzaak van de melancholie is. Neem bijvoorbeeld de rouw. Ook deze gemoedstoestand zou Suabis als een onbalans in de vier humores moeten verklaren. Het is toch duidelijk dat deze (eventuele) onbalans niet de oorzaak van de rouw is, maar bijvoorbeeld het overlijden van een geliefde? Suabis maakt de klassieke fout een correlatie voor een causale relatie aan te zien. Met andere woorden, wat is de oorzaak van de onbalans in de vier sappen? Dat hoeft geen lichamelijk oorzaak te zijn. Suabis bewijst niet dat elke psychische ziekte een sappendefect is.
Symptoombestrijding
Suabis loopt daarmee het gevaar dat zijn geneeswijzen slechts symptoombestrijding zijn, zo ging Cuperus verder. Men moet dan bijgevolg levenslang een medicijn nemen, omdat de oorzaak niet is weggenomen. Manie zou Suabis bijvoorbeeld wijten aan een teveel aan bloed. Een manisch persoon is te sanguinisch, wat eenvoudig te verhelpen is door het teveel aan bloed af te voeren, oftewel door te aderlaten. Echter, is niet het teveel aan bloed de oorzaak, maar iets anders (bijvoorbeeld psychisch, existentieel of religieus), dan lost het aderlaten het probleem niet op.
Vergetelheid
Het boek bevat ook nog een herleiding van een aantal metafysische ideeën tot het samenspel van de vier sappen. Suabis leek daarmee nogal in zijn nopjes, alsof hij de metafysici er eens goed van langs gaf. Het betrof echter ideeën die toen reeds als gedateerd werden beschouwd, zoals Plato’s theorie van de zielsverhuizing.
Het boek kende kort een grote populariteit, om vervolgens spoedig in de (bijna) vergetelheid te raken. Suabis bleef er echter nuchter onder: vergetelheid is, zo stelde hij, immers het gevolg van te veel gele gal.