Kants rassentheorie
Kant was een Verlichtingsfilosoof, die de mens opriep de onmondigheid te verlaten. Hij stelde het idee van een Volkerenbond voor. Aan de andere kant (ha, ha) heeft hij de dubieuze eer een van de eersten te zijn die het Franse woord race in de Duitse taal introduceerde. Is dit een smet op zijn blazoen? Menig humanistische mensenrechtenethicus heeft zich vanuit de clubfauteuil op Kant beroepen, maar voor zover ik weet verwijst geen kaalgeschoren racist naar Kant, wat uiteraard ook andere redenen kan hebben.
Kant verkondigde een hiërarchische rassentheorie. Boven aan de top stond …, nou ja, dat raad u zelf wel, en onderaan staat de ‘gele indiaan’. Waarom stond ‘het volk der Amerikanen’ volgens Kant onderaan? Omdat ze het hen aan ‘Bildung’ ontbreekt en bovendien hebben ze
‘keine Treibfeder, denn es fehlen ihm Affect und Leidenschaft. Sie sind nicht verliebt, daher sind sie auch nicht fruchtbar. Sie sprechen fast gar nichts, liebkosen einander nicht, sorgen auch für nichts, und sind faul’ (voorlezing wintersemester 1781/82 over ‘Menschenkunde‘. Kants gesammlte Schriften Bd. 2).
Je vraagt je af hoe Kant aan deze ‘wijsheid’ komt, in ieder geval niet door zorgvuldig wetenschappelijk onderzoek van hemzelf (hij verliet zijn woonplaats Königsberg nooit, vertelt men altijd smakelijk) noch van anderen.
Waarom bewerkten de Indianen het land niet?
Ik wil het hier hebben over Kants opmerking dat ze nergens voor zorgen en lui zijn, dwz.: ze bewerken het land niet, ze zijn geen boeren. Kants andere ‘wijsheden’ kunnen immers gemakkelijk als flauwekul terzijde worden geschoven , maar hij heeft gelijk wanneer hij zegt dat de indianen het land niet bewerkten. De vraag is: waarom niet? Er zijn drie mogelijke antwoorden:
1. Bij toeval: ze hebben het niet ontdekt of ze redden het ook wel zonder. ‘Het kwam niet op hun pad’.
2. Racistisch: ze waren te stom of te lui.
3. Anders.
Ad 1. Het boerenbestaan heeft een aantal voordelen boven het nomadische jager-verzamelaarsbestaan. Bij goede resultaten kan het meer mensen onderhouden. Bij een gunstig klimaat is het een zekerder bestaan. Je hoeft niet telkens je huis af te breken, zodat er een duurzame gemeenschap kan worden opgebouwd. In de strijd tussen volkeren hebben de veehouders aan het langste eind getrokken (hoeveel jager-verzamelers zijn er nog?).
Ad 2. De nare vraag: waarom is het racisme nu niet meer populair? Omdat het tegen de rechten van de mens is? Ach, kom. Omdat we de nare gevolgen ervan hebben gezien? Misschien. Maar toch vooral omdat het ‘ras’ (huidskleur) geen andere bepalende eigenschappen aan een mens toebedeelt (behalve de huidskleur): het verschil tussen individuen is groter dan hun verschil in huidskleur. Anders gezegd, er is geen verzameling genen die alle leden van een ‘ras’ gemeen hebben. Negers zijn niet sneller dan blanken, blanken niet slimmer, Aziaten niet behendiger. Voor de mens zijn er geen rassen zoals bijvoorbeeld bij honden. De rassentheorie is wetenschappelijk weerlegd.
Ad 3. Anders dus.
Ecologisch geluk
Wat dan? Gelukkig heeft iemand er over nagedacht. In zijn boek Guns, Germs and Steel (1997, vertaald als Zwaarden, paarden en ziektekiemen) stelt Jared Diamond de eenvoudige, maar verfrissende vraag: waarom veroverden de Spanjaarden zo eenvoudig Zuid-Amerika en vielen niet de Indianen Spanje binnen? Anders dan Kant baseert hij zich niet op tijdens copieuze diners vernomen geruchten, maar op wetenschappelijke gegevens. Anders dan Kant is zijn antwoord niet racistisch. Dat de Indianen Spanje niet binnenvielen, komt nadrukkelijk niet door genetische verschillen, want die verschillen zijn veel te klein. Indianen zijn niet luier of stommer dan de Europeanen, maar ook niet spiritueler of respectvoller jegens de natuur.
Diamond is uniek, omdat hij specialistische kennis bezit uit de fysiologie, (evolutie)biologie en de milieugeschiedenis. Deze kennis stelt hem in staat een groots perspectief te schetsen, en niet – zoals menig historicus – te blijven steken bij ‘de betrokkenheid van de Leidse vrouw bij de aardappelteelt van 1820-1822’ of iets dergelijks.
Zijn antwoord is geografisch: de ecologische omstandigheden in Amerika waren ongunstig voor landbouw en veeteelt. Niet vanwege het klimaat, want tegenwoordig barst het er van de boeren. Nee, Amerika had geen goed domesticatiepotentiaal (om het geleerd te zeggen): er waren niet of nauwelijks geschikte dieren om te domesticeren en er waren niet of nauwelijks geschikte planten om te verbouwen. De komst van de mens op het Amerikaanse continent ging (toevallig of niet, dat is niet zeker) gepaard met een grote dierensterfte, zodat er nauwelijks nog grote zoogdieren overbleven. Ook komen er geen granen of andere planten voor die eenvoudig te cultiveren zijn. Maïs is in zijn wilde vorm heel klein en werd pas met heel veel moeite opgekweekt.
Indianen op paarden langs wuivende graanvelden zijn dus pas mogelijk geworden na de inval van de Europeanen, die wel beschikte over een groot domesticatiepotentiaal (koeien, schapen, geiten, varkens en paarden; tarwe, graan, gerst), waarvan het meeste komt uit het zogenaamde Vruchtbare Halvemaangebied (ongeveer het gebied rond de Eufraat en de Tigris, dat toen heel vruchtbaar was). De Europeanen hadden dus het ecologische geluk toegang te hebben tot dit gebied, hetzelfde geldt voor de Aziaten. De Zuid-Afrikanen (gescheiden door woenstijngebied), de aboriginal Australiërs en de Amerikaanse Indianen hadden dat geluk niet. Dankzij de landbouw en veeteelt kon de Europese cultuur groeien, specialiseren en resistent worden tegen de ziektekiemen (van hun gedomesticeerde dieren), die overigens het meeste werk deden toen de Spanjaarden Zuid-Amerika binnenvielen.
Hoe gelooft en denkt de veehouder?
Een interessante vraag is hoe dit ecologische verschil van invloed is geweest op de culturen; (a) op hun religie en (b) op hun denken.
(a) Is er een verband tussen de ontwikkelingen in religie en de ontwikkelingen in de menselijke leefwijze? Wellicht bespreek ik hier later een boek die op deze vraag ingaat.
(b) Heidegger bijvoorbeeld zag de huidige technisch-wetenschappelijk wereld als voltooiing van het begin van het filosofische denken bij Plato. Maar waarom dacht Plato zo? Was het een toeschikking van het Zijn? Of heeft het te maken met Plato’s goed gevulde buik, dankzij de landerijen van zijn familie en de slaven die het bewerkten?
Voer voor filosofen!