Nietzsches taal van het nihilisme

Het is verleidelijk een filosoof een theorie toe te schrijven, bijvoorbeeld: Nietzsche en zijn theorie van het nihilisme.1 Het trof me, toen ik filosofie ging studeren, dat ik opgezadeld werd met allerlei theorieën over van alles door een waaier aan filosofen, zonder dat gevraagd werd of de een gelijk en de ander ongelijk had, en vooral zonder te duidelijk te maken hoe ik zo’n vraag überhaupt zou kunnen beantwoorden. Plato zou een leer over ideeën hebben, Descartes liet slechts twee substanties toe en voor Nietzsche waren deze theorieën waar noch onwaar, maar perspectieven van een verzwakte wil tot macht. De filosofie heeft echter geen mogelijkheden om een theorie te aannemelijk te maken of te verwerpen zoals een natuurwetenschapper die heeft.

Sterker nog, de filosoof moet zich helemaal niet bezig houden met andermans theorieën, want dat is ideeëngeschiedenis en geen filosofie. Een international academic scholar is geen filosoof. Een filosoof is iemand die zelf nadenkt, een eigen positie in het debat inneemt en creatief een oorspronkelijke theorie ontwerpt, toch? Vergeet het maar. Hoe dat zou moeten is me een raadsel. Waarom je nog een loze theorie zou toevoegen aan de filosofieënberg ontgaat me. Filosofie staat bezijden van elke theorie. De filosoof ontwijkt de theorie, hij fietst tegen de wind van de vanzelfsprekendheid in. Hij gaat niet mee in het debat over theoretische stellingen, maar beluistert hoe de ander en hijzelf spreekt en schrijft. Hij zoekt woorden om het on-gehoorde onder woorden te brengen.

Nietzsche speculeert over het nihilisme. Hij heeft niet een theorie van het nihilisme, maar meerdere theorieën in telkens nieuwe variaties. De inhoud van de theorieën laat ik echter buiten beschouwing. Ik blijf oppervlakkig. De oppervlakte van het denken is de taal. In Nietzsches denken heeft zich een taal gekerfd: het is deze taal waarin het leven doelloos is en alles tevergeefs heet te zijn.

1. De voordelen van de christelijke moraal-hypothese

In de beroemde Lenzerheide-notitie, getiteld Der europäische Nihilismus (KSA 12:5[71]), dient Nietzsche zijn speculaties over het nihilisme op. De eerste paragraaf begint met de vraag:

Welche Vortheile bot die christliche Moral-Hypothese?

Deze vraag is al veelzeggend. De christelijke moraal heet een hypothese. Het is duidelijk dat Nietzsche niet speciaal de christelijke moraal als hypothese beschouwt, maar elke andere moraal ook. Bovendien vraagt hij naar de voordelen van de moraal-hypothese. De moraal is een hypothese waar Nietzsche de voor- en nadelen van afweegt. Je vraagt naar de voordelen van iets om het te evalueren en om op basis van de evaluatie het geëvalueerde wel of niet (meer) in te zetten. Van de christelijke moraal is – in ieder geval achteraf – de voor- en nadelen af te schatten. Zetten en afschatten doe je met een stelling, een hypothese. De moraal een hypothese noemen en vragen naar de voordelen ervan horen bij elkaar. Welke andere filosoof voor Nietzsche noemde de moraal ook een hypothese? De zedenleer een (veronder)stelling? Wie schatte de voordelen ervan in? Aristoteles niet, Hegel niet.

Aangezien ik me niet interesseer voor Nietzsches theorie van het nihilisme, sla ik de antwoorden over. Lees Nietzsches conclusie van de paragraaf:

sie verhütete, daß der Mensch sich als Menschen verachtete, daß er gegen das Leben Partei nahm, daß er am Erkennen verzweifelte: sie war ein Erhaltungsmittel — in summa: Moral war das große Gegenmittel gegen den praktischen und theoretischen Nihilismus.

Een hypothese waarvan je de voordelen afschat is een middel tot een doel. In zijn paragraafconclusie noemt Nietzsche de christelijke moraal hypothese een Erhaltungsmittel (een middel tot zelfbehoud) en een Gegenmittel (tegengif, remedie [verwant met meten]). De christelijke moraal is een hypothese ingezet als middel tegen het nihilisme. Deze moraal is een hypothese: hij stelt allerlei voorstellingen voor over God, Jezus Christus, de Heilige Geest enzovoort. Het gaat hier Nietzsche er niet om of deze voorstellingen waar zijn of niet, maar om de moraal als hypothese. De hypothese is een middel met als doel het bestrijden van het nihilisme. Het gaat niet om de waarheid of onwaarheid van de moraal, maar om het doel waartoe het een middel is. Op het doel wordt de christelijke moraal als hypothese afgeschat. De christelijke voorstellingen hielpen namelijk tegen het praktische nihilisme, het eigen menselijke leven verachten, en tegen het theoretische nihilisme, wanhopen aan het kennen.

Het is niet van belang of deze theorie waar is of niet. Daar gaat het mij niet om, noch om het doel van de moraal. Nietzsche spreekt van de moraal als hypothese, als middel tot een doel. De taal waarin Nietzsche over de moraal schrijft en ernaar vraagt duiden de moraal op een bepaalde manier, zelfs voordat hij het antwoord gegeven heeft.

2. De teleologie van de moraal

Nietzsche gaat verder met de ‘genealogie’ van het nihilisme in paragraaf 2:

Aber unter den Kräften, die die Moral großzog, war die Wahrhaftigkeit: diese wendet sich endlich gegen die Moral, entdeckt ihre Teleologie, ihre interessirte Betrachtung — und jetzt wirkt die Einsicht in diese lange eingefleischte Verlogenheit, die man verzweifelt, von sich abzuthun, gerade als stimulans. Zum Nihilismus.

Nietzsches theorie van het nihilisme behelst dat de christelijke moraal de waarachtigheid leert en dat deze waarachtigheid zich tegen de moraal keert, want men ontmaskert de moraal een middel tot een doel was. De instrumentaliteit van de moraal noemt Nietzsche haar ’teleologie’. Deze term gaat terug op de filosofie van Aristoteles, voor wie echter ’telos’ niet de betekenis heeft van doel, maar voleinding. Aristoteles dacht dat een zijnde zijn voleinding (telos) kon vinden in zijn tot ontplooiing gekomen wezen, in het in-het-werk-zijn (energeia). Het vinden van voleinding in zijn wezen is iets anders het ontdekken van verborgen belangen achter de moraal.

Of de christelijke moraal de waarachtigheid zo groot heeft gebracht valt overigens te betwijfelen. Is dat niet een Griekse invloed? Zet niet elke moraal in op ‘waarheid’? De leugenaars – dat zijn de anderen. Denk aan Luthers Von den Juden und ihren Lügen.

We hebben gezien hoe Nietzsche de moraal al denkt binnen de taal van het doel-middel, binnen – om het geleerd te zeggen – een instrumentele semantiek. Is het daarom niet de christelijke moraal, maar deze instrumentele semantiek waardoor Nietzsche het doel achter de moraal ontdekt? Want pas door het woekeren van deze taal in Nietzsches denken, hij überhaupt pas middelen voor doelen ergens achter ontdekken, dus ook achter de moraal. En geldt niet hetzelfde voor het onderwerp van de notitie: het nihilisme?

3. De drie theorieën van het nihilisme

Nihilisme betekent dat het lijkt

[…] als ob es gar keinen Sinn im Dasein gebe, als ob alles umsonst sei (§4)

a) Men stelt zich de vraag:

[…] „sind nicht alle „Werthe“ Lockmittel, mit denen die Komödie sich in die Länge zieht, aber durchaus nicht einer Lösung näher kommt?“ Die Dauer, mit einem „Umsonst“, ohne Ziel und Zweck, ist der lähmendste Gedanke […] (§5)

Denken wir diesen Gedanken in seiner furchtbarsten Form: das Dasein, so wie es ist, ohne Sinn und Ziel, aber unvermeidlich wiederkehrend […] (§6)

Volgens Nietzsches theorie van het nihilisme is de morele zucht naar waarheid tegen de moraal zelf gekeerd: de waarden blijken lokmiddelen. Met deze ontmaskering zijn de morele waarden waardeloos geworden. Omdat deze waarden, de enige die men heeft, waardeloos zijn, verschijnt alles als waardeloos (vgl. §4-5). Nihilisme is de verlammendste gedachte dat het bestaan geen zin en doel heeft. Alles is tevergeefs, waardeloos. Nihilisme is in deze valorische semantiek een kwestie van waarderingen.

b) Vanaf §9 varieert hij op deze theorie. Nu is er niet meer sprake van de moraal als hypothese en de verstandelijke gedachte van het nihilisme, maar van drift, wil en instinct. De christelijke moraal bood voordelen aan de onfortuinlijken (Schlechtweggekommenen) en zorgt voor het overleven van zwakke instincten. Nu de leugenachtigheid van het christendom is doorzien, hebben deze instincten geen bescherming meer en komen aan de oppervlakte – als nihilisme. Nihilisme is in deze zoölogische semantiek een kwestie van decadentie.

c) Nietzsche eindigt de notitie met een derde variatie (§14-15). De onfortuinlijken zijn ‘fysiologisch’ onfortuinlijk. Ze zijn de ongezondste mensen van Europa. Het nihilisme is voor hen een crisis, die hen weg zal zuiveren. Alleen de gezonde sterken zullen overleven. Nihilisme is in deze medische semantiek een kwestie van zieke of gezonde krachten.

Of deze theorieën een variant, een nadere uitleg, of toch een alternatief op de anderen zijn, blijft ongewis. Wat opvalt is het wisselende taalregister van de theorieën: a) valorische, b) zoölogische en c) medische semantiek. Deze theorieën pogen een uitleg te geven waarom het leven doelloos lijkt te zijn geworden door een stelling te poneren over de oorsprong van deze ervaring. De instrumentele semantiek rond het nihilisme is niettemin het startpunt.

4. De instrumentele semantiek van het nihilisme

Nietzsche schotelt ons in deze notitie dus wel drie theorieën over de oorsprong van het nihilisme voor. Ik schuif deze terzijde. De vraag naar en de antwoorden op de oorsprong van het nihilisme in termen a) van ontwikkeling van de waarden, b) van de instincten of c) van de gezondheid – dat behoort niet tot de filosofie.

Nihilisme is de verlammendste gedachte dat het leven geen doel heeft. Nietzsche kan deze gedachte denken omdat hij binnen de instrumentele semantiek denkt. Het bestaan blijkt pas doelloos, als je het leven in de taal van doel-middel denkt. Nietzsche kon zo denken, wij kunnen het ook, maar Aristoteles niet, de middeleeuwers ook niet. Want welk doel geeft de christelijke moraal aan het leven? Je moet goed leven om in de hemel terecht te komen. Wat is dan het doel van het leven in de hemel? Je moet je leven naar God richten. Maar wat is het doel van God? Enzovoort.  Het christendom biedt niet een bevredigend einddoel voor het leven, want die vraag ernaar kon bij het ontstaan en tijdens de geschiedenis nog niet zo gesteld worden. Daarom heeft het er ook geen goed antwoord op.

Nihilisme is dus niet slechts de verlammendste gedachte dat het leven geen doel heeft. Deze gedachte is namelijk niet indachtig de taal waarin het spreekt. Nietzsches warboel aan theorieën overstemt de stilte waarin de taal beluisterd kan worden. Tegelijk komt deze taal juist bij Nietzsche overal sterk aan de oppervlakte. Deze taal omvat en benauwt de lezer van alle kanten: alles is waarde-stelling, perspectief, wil tot macht; alles is zonder einddoel. De vraag naar de doelloosheid van het leven toont het al-omgevende van de taal van doel-middel überhaupt.

Met dit inzicht in Nietzsches taal van het nihilisme is natuurlijk de doelloosheid van het leven niet opgelost. Taal is niet een instrument dat naar believen opgepakt en weer weggelegd kan worden. Meer nog dan in Nietzsches tijd spreekt nu de taal van het doel-middel overal zijn woordje mee. Slechts af en toe merk ik dat op, dan zwijgt deze taal even – een stilzwijgend niets dat stof is tot nadenken. Een nadenken dat denkt van de doelloosheid van het leven naar een leven zonder waarom.

 

1. Voorbeelden:

  • “Metaphysical nihilism is the philosophical theory that there might be no objects at all” (en.wikipedia:nihilisme);
  • hoofdstuktitel “Nietzsches ’theorie’ van het nihilisme” (Paul van Tongeren, Het Europese nihilisme (2012))

Verwijzingen

Nietzsche, Lenzer Heide-notitie KSA 12:5[71] of http://www.nietzschesource.org/#eKGWB/NF-1886,5[71]