Eerder (in Nietzsche over Jezus in Der Antichrist) heb ik besproken hoe Nietzsches voorstelling van Jezus van een quasi-boeddhistische preker van innerlijke vrede niet strookt met de historische reconstructie van Jezus als apocalyptisch joodse profeet. Jezus verkondigde de aanstaande komst van de Mensenzoon, een kosmische rechter die over alle mensen zal oordelen. De ‘schapen’ die gunstig beoordeeld worden komen in het Koninkrijk Gods op aarde. De ethiek die Jezus preekte stond niet in het teken van innerlijke vrede, maar rekent op de spoedige komst van dit koninkrijk. In zijn ethiek is het niet te doen om het goede op zich of om een goede samenleving, maar hij beoogt aan goede kant van het Oordeel te komen. Zijn ethiek noem ik daarom een rekenende ethiek.
Humanistische voorstelling
de Mensenzoon zal zijn engelen eropuit sturen, en ze zullen uit zijn koninkrijk allen die anderen ten val hebben gebracht en de wetten hebben verkracht bijeenbrengen en hen in de vuuroven werpen; daar zullen ze jammeren en knarsetanden. Dan zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon.
Mat 13:41-43
Nietzsches voorstelling van Jezus loopt vooruit op de humanistische voorstelling van Jezus als een menselijke preker van (1) innerlijke rust, van (2) spiritualiteit, van (3) naastenliefde en van (4) gelijkheid.
(1) In deze voorstelling verzet Jezus zich niet met geweld tegen de Romeinse overheersing, zoals de zeloten, maar zoekt naar innerlijke rust in moeilijke tijden. Hij zou lijken op een stoïcijnse of cynische filosoof. (2) De innerlijke rust is volgens dit beeld te bereiken door het prijsgeven (relinquere) van rijkdom en materiële goederen, door het hart van de Wet te volgen en niet de strikte farizeïsche regels, door het loslaten van exclusieve familiebanden. (3) Positief zou men zich moeten richten op de liefde voor de naasten. (4) Deze naastenliefde richt zich vooral op de behoeftigen, zondaars en anderen die maatschappelijk onderaan de ladder stonden, zoals vrouwen. Jezus zou een voorstander van gelijkheid zijn.
Rekenen op de apocalyps
Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid,
dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.
Mat 6:33
Deze voorstelling van Jezus’ ethiek van humanistische gelatenheid negeert echter zijn apocalyptische verwachtingen van het aanstaande Oordeel en het Koninkrijk Gods.
(1) Zoals in het vorige artikel besproken preekt Jezus geen innerlijk koninkrijk, maar het aanstaande Koninkrijk Gods op aarde. Jezus rekent op deze alles ontwortelende gebeurtenis. Zijn adviezen voor een bepaalde handelswijze verdisconteren slechts deze voor hem volstrekt zekere verwachting.
(2) In het licht van de aanstaande totale omwenteling is het nastreven van materiële goederen, van rijkdom, van familiebanden volstrekt vruchteloos. Bovendien zal deze omwenteling de sociale orde omkeren: de eersten zullen de laatsten zijn. ‘Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ (Mar 10:25, vgl. Mat 19:24, Luc 18:25). Rekenend op deze omkering is het verstandig om niet naar een hoge positie of grote rijkdom te streven, maar om dat streven prijs te geven, slechts arm te zijn en met de sociale verschoppelingen op te trekken. In het Koninkrijk Gods kunnen de goeden erop rekenen dat niets te wensen over blijft.
(3) Het Oordeel zal voltrokken worden op basis van de joodse wet, waarvan, volgens Jezus, het hart gevormd wordt door ten eerste de joodse God te aanbidden (Deut 6:5) en ten tweede de naaste lief te hebben als jezelf (Lev 19:18). Jezus spoort anderen aan deze geboden in de praktijk te brengen, niet omdat ze op zich goed zijn of tot een betere samenleving leiden, maar omdat men met deze praktijk kan rekenen op een plaatsje in het Koninkrijk Gods.
(4) Jezus zoekt contact met prostituees en tollenaars en laat zich positief uit over Samaritanen, vrouwen en kinderen. Rijken daarentegen hebben een probleem. Jezus was geen egalitaire humanist, maar rekent op een aanstaande omkering van de sociale verhoudingen. Jezus brengt niet de vrede van gelijkheid, maar het zwaard van verdeeldheid. De rijken en machtigen moeten rekening houden met jammeren en knarsetanden in duisternis en/of eeuwig branden in vuur (Mat 8:10-12, 18:8), terwijl de berouwvolle verschoppelingen kunnen rekenen op het Koninkrijk Gods. Volgens Matteüs en Lucas meende Jezus zelf de koning te worden met de 12 (!) discipelen – allen simpele lieden uit de laagste klassen – naast hem als heersers op de troon (Matt 19:28, Luc 22:30).
Redeloze berekening
Maar in de dagen na de verschrikkingen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister. Dan zal hij de engelen eropuit sturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel. […] Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren.
Mar 13:24-30
Jezus’ rekende ethiek is echter geworteld in een redeloos beginsel: de verwachting van een einde der tijden. Een simpele berekening leert dat het slagingspercentage van einde-der-tijdenvoorspellers tot dusver 0% is. In 100% van de gevallen zaten ze fout. Jezus voorspelde toehoorders dat ze de komst van het Koninkrijk Gods nog zouden meemaken, dat deze binnen één generatie zou plaatsvinden. Dat bleek een misrekening.
Verder lezen
Jeroen Kuiper, Nietzsche over Jezus in Der Antichrist
Bart Ehrman, Jesus, Apocalyptic Prophet of the New Millennium (2001)