Gesprek over het nihilisme (2). Gevaar en overwinning.

De biologische toon

N: Kun je de vorige keer samenvatten?

A: Wat vroegen ons af wat ‘nihilisme’ betekent. In tegenstelling tot de definite in de Van Dale concludeerden we dat het geen leer is, maar radicale twijfel aan de mogelijkheid van enig op zichzelf staande waarde, zin of doel.

Het nihilisme dat volgens Nietzsche voor de deur staat (of stond) is het gevolg van de dialectische beweging van het christendom: het christelijke streven naar absolute waarheid ontwikkelde de wetenschap, die het christendom als leugen ontmaskerde en vervolgens ook het eigen streven naar waarheid. Net als alle vermeende hogere waarden, is het streven naar waarheid economisch verantwoord, dwz. het staat in dienst van het overleven en de reproductie van replicatoren, zoals onze genen of onze ideeën. Het geloof in hogere waarden is echter het fundament van de overgeleverde betekeniswereld, het huis dat door het nihilisme wordt bedreigd. We eindigden met de vraag wat het ‘unheimliche’ van deze allergevaarlijkste gast is. Populair gezegd, wat is het probleem?

N: Goed samengevat en zelfs meer dan dat: je smokkelt ook wat neo-darwinisme binnen, zie ik. Laten we ons voor nu tot Nietzsche beperken

A: Ik vond ondertussen een andere notitie om ons verder op te bezinnen: ook uit KSA 12, namelijk notitie 7[8]. Deze beantwoordt namelijk rechtstreeks onze vraag naar het gevaar der gevaren.

Nietzsche zegt daar dat de fundamentele karakter van het probleem is dat er een tegenstelling is tussen de ontwikkelingswetten van het leven en de waarden waarmee we ons leven uithouden.

N: Ontwikkelingswetten van het leven? Dat neo-darwinisme van je was dus nog niet zo uit de lucht gegrepen… De toon van deze notitie is anders, Nietzsche spreekt niet van ‘Ausdeutungen’, ‘Auslegungen’ of ‘Urteile’, maar van ‘Leben’, ‘Symptome’, ‘Hauptantrieb’ en ‘Werthe’. De toon is omgeslagen van verstandelijk naar biologisch.

A: Terwijl hij in de vorige notitie zei dat het niet om ‘fysiologische ontaardingen’ ging, maar nu heeft hij het over neergaande bewegingen van het leven! Spreekt hij zichzelf tegen?

N: Hij trekt de nihilistische consequenties door. Als er geen hogere waarden zijn, dan kun je ook de hiërarchische tegenstelling tussen verstand en lichaam niet volhouden. Het nihilisme is de twijfel dat er iets is boven en buiten het werken der dingen en wezens in de wereld. Er is niets dat niet tot de wereld herleid kan worden. Deze twijfel zegt: er bestaat geen van het lichaam onafhankelijk, onempirisch apparaat dat door logisch redeneren door de zuivere waarscheid kan vaststellen. De tegenstelling tussen verstand en lichaam valt weg, er is alleen het intelligente lijf. Oordelen en ‘Ausdeutungen’ komen van het lijf en staan niet op zichzelf.

Hier zie je misschien het bijzondere van de filosofie: zij stelt geen theorieën voor, zij lost geen problemen op, zij produceert niets. Nietzsche stond stil bij een omslag in de taal, bij het verdwijnen van een onderscheid, van een betekenis. Iets zekers en vanzelfsprekends is plots iets twijfelachtigs, zonder een mogelijkheid om terug te keren naar de vanzelfsprekende zekerheid. Deze omslag heeft zijn weerslag in zijn taal, die een biologische toon krijgt.

Het nihilisme als gevaar (opnieuw)

A: Nietzsche zelf schrijft de cruciale zin: ‘Die Abhängigkeit aller Werthmaaße von den moralischen[:] der religiösen, ästhetischen, wirtschaftlichen, politischen, wissenschaftlichen’. De morele maatstaf is het onderscheid tussen het zuiver morele, het hogere, en de troebele wereld, het gewone, al-te-gewone. Al onze oordelen hangen daarvan af. Als deze maatstaf weg valt, opent zich een gapend gat.

N: Nu komen we bij de beantwoording van de vraag naar het gevaar.

A: Hij zegt: ‘Nichts ist gefährlicher als eine dem Wesen des Lebens widerstreitende Wünschbarkeit.’ Een ‘Wünschbarkeit’ herleidde je vorige keer tot een doel van de wil. Het allergevaarlijkste is het nastreven van een doel dat aan het leven tegenstrijdig is. Zo’n doel is elk doel dat iets buiten het leven voorstelt. Het enige doel van het leven is het leven zelf, het overleven en vermenigvuldigen ervan. Maar zegt hij: weliswaar hebben de christelijke waarden afgedaan, de waarde van leven heeft geenszins aan waarde gewonnen. We willen altijd nog ‘een hoger doel’, altijd nog zin geven aan ons leven. Als zin accepteren we niet het louter overleven en reproduceren.

N: Tenminste, in het begin niet, als we jong zijn. Later worden we murw.

A: Cynicus. De christelijke moraal is dus gevaarlijk: het streeft iets na dat buiten of zelfs tegen het leven is. Blijft de vraag: waarom is het nihilisme een gevaar?

N: Het nihilisme is een tussenstadium: de oude, bovennatuurlijke doelen hebben afgedaan, maar het nieuwe doel van het leven zelf is geen werkelijk doel. We wensen nog een hoger doel, maar we hebben überhaupt geen doel. Als bijen snakken we naar hoger honing, maar vinden geen. Dus ervaren we tevergeefsheid en zinloosheid. Het nihilisme ziet slechts twee mogelijkheden:

  1. Toch nieuwe hogere doelen zoeken en najagen. Maar uiteindelijk zullen ook deze tevergeefs blijken. Het nihilisme wordt dan versterkt.
  2. De moed op hogere doelen opgeven. We richten ons tegen het streven naar doelen überhaupt: we willen elk streven tot rust te brengen, ook al is dat slechts tijdelijk mogelijk. Dit is Schopenhauers pessimisme, dat Nietzsche gekscherend ‘het Europese boeddhisme’ noemt. Maar zulk streven is nog altijd een streven, zoals Nietzsche zegt in zijn Genealogie: het willen van het niet-willen is ook een willen. Het zich richten tegen het willen is bovendien de herhaling van de christelijke afkeer van de begeertes van het lichaam.

Ook het nihilisme is dus gevaarlijk: het overwint de christelijke vijandigheid tegen het leven niet.

De indifferentie van het nihilisme

A: Alleen: waarom is dat het allergevaarlijkst? Het gevaar der gevaren? Vorige keer redeneerden we: we streven al niet meer hogere doelen na, maar onze eigen smaak en voordeel. We trouwen met wie we willen, niet uit strategische overwegingen. Wij kiezen onze loopbaan en niet dezelfde als onze ouders. We luisteren naar muziek die we mooi vinden, niet omdat het ons een beter moreel mens zou maken. De wetenschap moet zich meer en meer economisch verantwoorden en moet praktijk gericht zijn, zuivere interesse of nieuwsgierigheid volstaat niet. De nutteloze kerken sluiten hun deuren.

N: We zijn het nihilisme dus al voorbij? Het leven streeft het leven na en daarbuiten niets. We zijn niet ‘müde’ en we staan niet vijandig tegenover het leven.

A: Maar Nietzsche zou het loutere streven naar wat we leuk vinden en wat nuttig is, ook als nihilistisch bestempelen. Onze smaak is de smaak van alleman. Streven naar wat nuttig is getuigt van een kruideniersmentaliteit van kleine luyden. We moeten daarentegen een leven leiden waarvan we de eeuwige terugkeer van elk moment, hoe pijnlijk ook, kunnen beamen.

N: Het lijkt erop dat wij leven in een tijd waarin het onderscheid, dat Nietzsche nog maakt, tussen het echte, vitale, zelfbeamende leven en het gewone, calculerende en louter vermenigvuldige leven, al weer is weggevallen. Deze betekenis is verdwenen. Waarom zou een middelmatig en gewoon leven niet het beamen waard zijn? Het lukt ons niet om de zelfpromotende handelsgeest als nihilistisch te ervaren. En al helemaal niet als het gevaar der gevaren. Dennetts leus is: ‘Yes, we have a soul, but it’s made of lots of tiny robots’ (Breaking the Spell 2006).

A: Deze indifferentie is dus het nihilisme.

N: Hoe kun je dat denken? Het nihilisme is het niet-meer-bestaan van het nihilisme? Ik sta indifferent tegen over de indifferentie.

A: Ik ben in de war. Zegt Heidegger niet zoiets dat het eigenlijke nihilisme is in de modus van zijn oneigenlijkheid?

N: Huh? Laten we het daar een andere keer over hebben! Wat Nietzsche betreft: zijn voorstelling van het echte leven is iets niet calculerends, iets dat buiten de gewone gang der dingen staat. Hij stelt een ‘innerlijke wereld’ voor die achter en dus buiten de mechanica zou liggen. Nietzsches onderscheid tussen het beamende en het gewone leven is dus altijd nog een nihilistisch onderscheid. Hij wil geen koele, berekende wereld van kleine robotjes, maar een wereld van strijdende, gevoelige en zelfbeamende willen tot macht.

A: Wat heeft dit nog met Nietzsche te maken? We doen Nietzsche onrecht.

N: We doen Nietzsche onrecht, omdat wat voor hem recht is, is voor ons krom. Een rechte lijn trekt een onderscheid tussen het ene en het andere, maar het onderscheid dat Nietzsche maakt, is tegenwoordig niet te handhaven. Zo’n onderscheid kunnen we niet maken. We lopen tegen een grens aan bij het lezen van Nietzsche. Hoe is dat mogelijk? We zouden toch alles moeten kunnen zeggen en denken. Maar het lukt niet. Een onderscheid laat zich dus niet altijd maken. Is het spreken binnen een onderscheid wel een maken? Hoe zit het met deze grens, met dit niet? Met het in- van de indifferentie?

A: Ik word misselijk, dus laten we ophouden.

Nachlaß 12:7[8]

Nihilismus

Zur Vorrede.

Ich habe eine Tortur bisher ausgestanden: alle die Gesetze, auf denen das Leben sich entwickelt, schienen mir im Gegensatz zu den Werthen zu stehen, um derentwillen Unsereins zu leben aushält. Es scheint das nicht der Zustand zu sein, an dem Viele bewußt leiden: trotzdem will ich die Zeichen zusammenstellen, aus denen ich annehme, daß es der Grundcharakter, das eigentlich tragische Problem unsrer modernen Welt und als geheime Noth Ursache oder Auslegung aller ihrer Nöthe ist. Dies Problem ist in mir bewußt geworden.

Nihilismus

A.

Von einer vollen herzhaften Würdigung unserer jetzigen M<enschheit> auszugehen:

sich nicht durch den Augenschein täuschen lassen (diese Menschheit ist weniger “effektvoll”, aber sie giebt ganz andere Garantien der Dauer, ihr tempo ist langsamer, aber der Takt selbst ist viel reicher

die Gesundheit nimmt zu, die wirklichen Bedingungen des starken Leibes werden erkannt und allmählich geschaffen, der “Asketismus” ironice –

die Scheu vor Extremen, ein gewisses Zutrauen zum “rechten Weg”, keine Schwärmerei; ein zeitweiliges Sich-Einleben in engere Werthe (wie “Vaterland”), wie “Wissenschaft” usw.

dies ganze Bild wäre aber immer noch zweideutig:

  • es könnte eine aufsteigende
  • oder aber eine absteigende Bewegung des Lebens sein.

B.

Der Glaube an den “Fortschritt” – in der niederen Sphäre der Intelligenz erscheint er als aufsteigendes Leben: aber da ist Selbsttäuschung;

in der höheren Sphäre der Intelligenz als absteigendes Schilderung der Symptome.

Einheit des Gesichtspunktes: Unsicherheit in Betreff der Werthmaaße.

Furcht vor einem allgemeinen “Umsonst”

Nihilismus.

C.

Die Abhängigkeit aller Werthmaaße von den moralischen[:]

der religiösen, ästhetischen, wirtschaftlichen, politischen, wissenschaftlichen

D.

Anzeichen eines Niedergangs im Glauben an die Moral.

Nihilismus.

Nichts ist gefährlicher als eine dem Wesen des Lebens widerstreitende Wünschbarkeit.

die nihilistische Consequenz (der Glaube an die Werthlosigkeit) als Folge der moralischen Werthschätzung

das Egoistische ist uns verleidet (selbst nach der Einsicht in die Unmöglichkeit des Unegoistischen)

das Nothwendige ist uns verleidet (selbst nach Einsicht in die Unmöglichkeit eines liberum arbitrium und einer “intelligiblen Freiheit”)

wir sehen, daß wir die Sphäre, wohin wir unsere Werthe gelegt haben, nicht erreichen – damit hat die andere Sphäre, in der wir leben, noch keineswegs an Werth gewonnen: im Gegentheil, wir sind müde, weil wir den Hauptantrieb verloren haben. “Umsonst bisher!”

Hemmung der Erkenntniß durch die Moral.

z.B. Versuch, das Leben mit der Moral zu vereinbaren (zu identificiren) und vor der Moral zu rechtfertigen

Altruismus uranfänglich

die selbstlose Denkweise möglich auch sans obligation und sanction

In wiefern die Moral die Erkenntniß gehemmt hat.

der Werth des Individuums, die “ewige Seele”, Fälschung der Psychologie

Widerstand gegen die Causalität: Fälschung der Physik

gegen die Entstehungsgeschichte überhaupt: Fälschung der Historie.

Fälschung der Erkenntnißtheorie