In zijn vroege essays profileert Morton Feldman zich als pittig polemist. Hij verzet zich tegen een vooraf gestelde methode om een werk te componeren. Componisten die een idee opleggen aan hun muziek noemt Feldman academici (Boulez, Stockhausen). Deze componisten beschouwen onsystematische (veelal Amerikaanse) collega’s (Varèse, Ives, Feldman) als amateurs, zij zelf zijn de professionals. Veel van deze professionals zijn volgens Feldman echter imitators. Ze gaan uit van een idee, ze leggen autoritair de terreur van een idee op aan de klanken.
Diametraal tegenover de totale controle staat Cage met de non-controle van de kans. ‘Alles is muziek’. Alleen, dat is ook weer een systeem, een (Zen) idee. Net als de Zen-paradox ‘heeft een hond de boeddha-natuur?’ (ja is fout, nee is fout), wil Feldman noch voor totale controle (Boulez) noch voor de non-controle (Cage) kiezen, maar bij de paradox tussen het noch/noch blijven. Zijn muziek is een ‘inbetween-ness’ (p. 147) tussen constructie en materiaal.
Noch/noch
Een aantal vroegere werken componeert hij in een zelfontwikkelde grafische notatie die de uitvoerenden veel vrijheid laat. De werken zijn decontrolled.
If there is no such thing as a moral, or an honest, or a”true” position in art, what does approximate it is an art with just a little less… control. (p.27)
Feldman begint niet met een vooraf gestelde methode. Hij weet niet wat hij doet en citeert met instemming een verhaal over Duchamp die eens op de uitspraak ‘ik weet niet wat ik doe’ had gereageerd met ‘vooral zo doorgaan’. Het kunstwerk volgt geen regels (dat is voor de imitator), maar stelt een wet. Voor Feldman tellen niet de ideeën, maar de materie: de klank zelf. Hij is geen autoritarist van het idee, maar een empiricist van de klank. Hij wil de klanken niet onder druk zetten, maar de klank de tijd geven die het nodig heeft.
I began to feel that the sounds were not concerned with my ideas of symmetry and design, that they wanted to sing of other things. (p. 110-111)
Niet een systeem consolideren, maar ‘a total commitment to our own uniqueness’ (p.41). Kunst heeft zijn eigen emotie. Moderne, abstracte kunst een ongecategoriseerde emotie, de Abstract Experience.
Niet werken vanuit een vooropgesteld idee, maar zich afstemmen op de klank zelf vereist een andere wijze van werken, dat soms een wachten is:
Sometimes a day’s work is waiting. […] I clean my teppich, read books on teppich, I clean the house, always waiting. (p. 163)
Het auditieve vlak
Feldman schrijft niet alleen over componeren en muziek, maar vooral ook over de moderne schilderkunst (en Turkse tapijten). De schilderkunst spreekt van het beeldvlak (picture plane), zo spreekt Feldman van het auditieve vlak (aural plane). De muziekwerken tot dan toe kenden een chronologische ontwikkeling, maar geen oppervlak. Feldmans voornaamste zorg is het componeren van een flat surface with a minimum of constrast (p. 127). Hij componeert een vlak van patronen, een klanktapijt.
Het belangrijkste dat hij uit de schilderkunst heeft overgenomen is graden van stasis, weinig of geen verandering. In de stasis houdt hij de spanning vast. Bij de luisteraar wordt daardoor zijn besef van tijd verzet. Stilte vervangt het contrapunt. It’s nothing against something (p. 181). ‘Niets’ is niet alleen het beginpunt maar ook de eindbestemming.
B. H. Friedman (ed.) Give My Regards to Eighth Street. Collected Writings of Morton Feldman. Exact Change: 2000