One-Dimensional Man

Marcuse One-Dimensional ManIn 1964 publiceerde Herbert Marcuse zijn One-Dimensional Man (full text). Hij beweert dat onze samenleving niet vrij is, zoals we beweren, maar onvrij. Onze ‘advanced industrial society’ is onvrij, omdat het individu onderdrukt wordt.

Hoezo? Het individu mag in onze samenleving toch doen en denken wat hij wil. Hegel benoemde als het onderscheidende van de moderne samenleving dat het individu zijn leven naar zijn eigen smaak (Besonderheit der Empfindung) mag leven: hij mag trouwen met wie hij wil, hij mag de opleiding en het werk kiezen zoals hij wil, enz. Conservatieven spreken zelfs van een te ver doorgeschoten individualisering — alsof dat mogelijk is. De eigenlijke vraag is dus hoe Marcuse het individu verstaat?

Wat onze samenleving volgens Marcuse onderdrukt, is de autonomie van het individu. Hij moet zich op de markt economisch bewijzen. Zijn behoeften zijn opgelegde en geïndoctrineerde behoeften: valse, heteronome in plaats van autonome behoeften. De meeste van onze consumptie- en ontspanningsbehoeften zijn valse behoeften.

Maar de autonomie van het subject is toch oorsprong en doel van de moderne samenleving?

Marcuse stelt dat onze samenleving niet alleen onvrij is, maar ook totalitair, ook al is de regeringsvorm liberaal-democratie. Het tegengestelde van de ideeën die onze samenleving gesticht hebben wordt nagestreefd. De samenleving als geheel wordt gemobiliseerd voor de gevestigde belangen voorbij elk individueel belang. Deze mobilisatie gebeurd niet door terreur, maar door technologie. Ze berust namelijk op mobilisatie van technologische productiviteit: de mechanisering (en vandaag de dag de automatisering) heeft de productiviteit enorm verhoogt, zodat de productiviteit van de machine die van een individu overtreft.

Deze mobilisatie is totalitair, omdat ze de behoeften manipuleert, zodat  algemene belangen individuele behoeften worden. Men kan niet tussen valse en echte behoeften onderscheiden (zolang men zich niet van deze manipulatie bewust is tenminste).

Maar Marcuse is geen klassiek marxist: het onderscheid tussen de twee klassen ‘bourgeoisie’ en ‘proletariaat’ vervalt ook, omdat beide gelijke behoeften hebben gekregen. Men ervaart ook geen vervreemding, want men wordt geheel door het vervreemde bestaan opgeslokt. Kortom, de traditionele twee ‘dimensies’ (idee – materie, geest – lichaam, subject – object, bourgeois kapitalist – proletarisch arbeider) zijn geïntegreerd in één dimensie. De One-Dimensional Man.

Maar benadrukt Marcuse niet slechts éen zijde van de technologie? En onduidelijk bovendien… Technologie lijkt inderdaad van de mens gebruik te maken en te manipuleren, maar aan de andere kant schijnt de mens met technologie heer en meester over de natuur, zodat we wellicht van het nieuwe geologische tijdperk Antropoceen kunnen spreken (hier wees Žižek me op).

  • In een baan gehoorzaam je aan de kapitalistische baas, maar je kunt altijd ontslag nemen.
  • Je hoeft niet naar de manipulatieve advertenties op tv te kijken.

Volgens Marcuse zijn dit echter schijnvrijheden. Er zijn nieuwe, echte vrijheden nodig, die voorlopig alleen nog negatief te formuleren zijn:

  • vrijheid van de economische strijd om het bestaan,
  • vrijheid van politiek waarover we geen controle hebben
  • en vrijheid van massacommunicatie.

Een historische alternatief ziet Marcuse in wat Marx ‘de opheffing van arbeid’ (Aufhebung der Arbeit, abolition of labor) noemde. Dat is situatie waarin alle productie geautomatiseerd is, zodat alle behoeften bevredigd worden en werktijd op z’n hoogst marginaal is. Marcuse noemt deze situatie liever ‘pacification of existence’. In deze situatie zal een kwalitatieve verandering moeten geschieden. Maar, zegt hij, dit alternatief wordt ingedamd. Dit is de interne tegenspraak van onze samenleving:
enerzijds is deze situatie het hoogtepunt van technologische vooruitgang,
anderzijds er is intensieve inspanning om dit alternatief in te dammen. Vanwege deze indamming (containment) van de eigen trend is de rationaliteit van onze technologische samenleving irrationeel.

Het is me niet duidelijk hoe meer automatisering wordt ingedamd.

Ook wordt niet duidelijk hoe de eindsituatie ervan in de zin van ‘opheffing van de arbeid’ (als die al ooit gerealiseerd zou worden) een kwalitatieve verandering zou eisen. De mens zou alleen maar meer zowel onderdeel van als heer en meester over de techniek lijken.

Nog dubieuzer is de gedachte dat er een pacificatie van het bestaan zou optreden. Werk is niet de enige factor in de economie, zo zijn er ook nog grondstoffen. Deze kwestie is ook van de dag actueel: zelfs als we door alternatieve energie onafhankelijk van olie en vooral van olielanden worden, dan zullen we afhankelijk worden van landen die de grondstoffen van de alternatieven leveren, bijvoorbeeld lithium voor accu’s (Chili, Argentinië, de VS en, o jee, China). Afschaffing van arbeid zal zeker niet direct tot een pacificatie van het bestaan leiden — als dat al wenselijk is. De vraag is wat de beoordelingsstandaard voor de kwalitatieve verandering is.

Marcuse stelt het volgende:

‘The judgment of needs and their satisfaction, under the given conditions, involves standards of priority–standards which refer to the optimal development of the individual, of all individuals, under the optimal utilization of the material and intellectual resources available to man. The resources are calculable.’ (p. 6)

Marcuse’s standaard is zelf technologisch. Optimal development? Optimal utilization? Materie en intellect als resource? Calculeren met deze resources? Dat is de taal van de techniek: techno-logie. Wat is dat eigenlijk — technologie? Deze vraag zouden we eerst moet stellen, voordat we allerlei stoere stellingen innemen.

Marcuse roept de historische alternatieven die in onze samenleving als subversief worden gezien op zich breed te maken, want hij denkt dat zulke alternatieven de containment kunnen breken. Waarschijnlijk een echo van Marx’ bewering

‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt erop aan haar te veranderen’

maar eigenlijk zouden we moeten zeggen:

De marxisten hebben te snel om verandering van de wereld geroepen; het komt erop aan eerst na te denken bij de eigen taal.