In 1997 kwam een bundeling van bijbelcolumns uit die Maarten ’t Hart voor de NRC schreef. Deze bundel draagt de titel De Schrift betwist. Wie God verlaat heeft niets te vrezen. In 2002 verscheen deel 2: De Schrift betwist. De bril van God.
Letterlijk
Mikpunt van de columns is de letterlijke opvatting van de bijbel: de bijbel zo lezen alsof het een accuraat historisch verslag van de gebeurtenissen is. Al in de eerste column constateert ’t Hart dat als men aan de letterlijke historiciteit van de bijbel toornt, ‘het hele gebouw van het christelijke geloof’ in gevaar komt. Deze manier van bijbelinterpretatie is vooral populair bij het orthodoxe en evangelische protestantisme, maar ook de rooms-katholieken beweren (in de hun kenmerkende merkwaardige stijl):
‘Onze heilige moeder de Kerk heeft stellig en standvastig gehouden en houdt, dat de vier genoemde evangeliën, waarvan zij de historiciteit zonder aarzelen bevestigt, trouw overleveren, wat Jezus, de Zoon van God, tijdens zijn leven onder de mensen tot hun eeuwig heil werkelijk heeft gedaan en geleerd tot op de dag dat Hij ten hemel is opgenomen’ (Decreet over de goddelijke openbaring, mijn cursivering [JK])
De net iets te zelfverzekerde bewering dat men zonder aarzelen de historiciteit van de evangeliën bevestigt (de rest niet?), wordt dus door ’t Hart betwist, want er is alle reden tot aarzelen. Hij doet dat op een bijzonder geestige wijze, waarin hij valide bezwaren, van anderen en originele, afwisselt met herinneringen aan zijn gereformeerde jeugd in Maasluis. Alleen: kritische bijbelstukjes in de NRC? Dat is preken voor de eigen parochie.
Het bilharzia-argument
Zo brengt hij tegen het bekende natuurtheologische argument dat de mooie orde der natuur naar een God wijst een origineel argument in. God zag dat het goed was, maar zag hij ook de bilharzia? De bilharzia is een infectie van parasitaire ‘zuigwormen’ die de darmen en andere organen op een bijzonder onaangename wijze verwoesten. Ongetwijfeld zal dit bilharzia-argument school (gaan) maken tegen het bekende argument from design.
Ongeloofwaardig
Een ander thema behelst de ongeloofwaardige en soms zelfs tegenstrijdige elementen in de bijbelverhalen:
- De eeuwig levende priester van God en tijdgenoot van Abraham, Melchizedek (’t Hart: ‘Ergens in Salem, begreep ik als kind, moest een stokoud mannetje wonen, dat Abraham nog had meegemaakt. Waarom hoorde je dan nooit over dat mannetje? Waarom werd hij niet geïnterviewd?’)
- Het gouden kalf dat Aäron (Mozes’ broer nota bene) met een beitel uit het in Egypte geplunderde goud vervaardigde. Niet alleen zou de hoeveelheid goud enorm moeten zijn, maar ook begin je met een beitel niets.
- Het Beloofde Land van ‘melk en honing’. Niet alleen vormen melk en honing niet bepaald een voedzaam dieet, maar het Beloofde Land blijkt ook dor en onvruchtbaar, om de haverklap is er sprake van hongersnoden.
- Met lange maar verschillende geslachtsregisters proberen de evangelisten te bewijzen dat Jezus van koning David afstamt, via Jozef. Alleen: Jozef is Jezus’ vader niet…
- De Sanhedrin (die alleen bij klaarlichte dag bijeen mocht komen) zou aan de vooravond van Pesach een proces hebben gevoerd, waarbij ook nog eens de hogepriester zijn kleren scheurde (Matt. 26:65), maar het scheuren van kleren had Mozes verboden met de tekst ‘Uw kleren zult gij niet scheuren opdat gij niet sterft’ (Lev. 10:6). ’t Hart: ‘Het blijft toch het allermooist als de ene bijbeltekst met een andere bijbeltekst onderuitgehaald kan worden!’
- Judas Iskariot zou voor zijn verraad 30 zilverlingen zijn uitbetaald (ter vervulling van Zach. 11:12). De zilverling was een munteenheid die al 300 jaar uit de roulatie was!
- In de scene van de tempelreiniging laat Jezus zich eens van zijn niet-flegmatieke kant zien. Alleen: waarom? En waarom doet de altijd aanwezige tempelwacht niets? Bovendien: de geldwisselaars waren nodig, zodat mensen van heinde en ver hun geld konden wisselen om zo de tempelbelasting in betrouwbare munt te voldoen. De duivenhouders verschaften de benodigde offerdieren. Wat is dan de (letterlijke) betekenis van de reinigingswoede?
- enzovoort, enzovoort, …
Selectief
Verder stelt ’t Hart aan de kaak dat men inconsequent is in de navolging van de bijbel:
- Jezus is bijzonder stellig over het navolgen van de voetwassing, maar anders dan doop en het Avondmaal is deze praktijk geruisloos verdwenen. ’t Hart vermoedt vanwege de praktische bezwaren; men heeft met het brood en de wijn van het Avondmaal al genoeg problemen (de katholieken hebben de wijn voor leken zelfs geschrapt en het brood door ouwel [hostie] vervangen).
- De drie-eenheid komt in de bijbel niet voor, behalve de onduidelijk tekst in I Joh. 5:7: ‘Er zijn dus drie getuigen [in de hemel: de Vader, het Woord en de heilige Geest; en deze drie zijn één. En er zijn drie getuigen op de aarde]: de Geest, het water en het bloed; en deze drie zijn één’, waarvan de cruciale tekst tussen teksthaken (in de nieuwe vertaling dan) staat, dwz. als een latere toevoeging wordt beschouwd.
- Het Oude Testament bevat allerlei verboden ten aanzien van bloed. Toch aten arme christenen bloedworst. Daarbij komt dat het onwaarschijnlijk is dat, gezien de strenge verboden, een jood als Jezus zou spreken – zelfs al is het maar symbolisch – van het drinken van bloed.
Taalproblemen
Als schrijver heeft ’t Hart ook aandacht voor de taal:
- In de bijbel komen allerlei volkeren voor, maar een tolk is nooit nodig. In het ene vers wordt de taal van ander volk als onverstaanbaar gebrabbel weggezet, in het andere vers converseert men zonder problemen met hetzelfde volk.
Jezus spreekt met Pilatus, maar in welke taal? Niemand meent dat Jezus een andere taal kon spreken dan Aramees, de Romein Pilatus was bepaald niet geïntegreerd. - De evangelisten getuigen van teksten van Jezus, waar zij, en niemand anders, bij waren, zoals Jezus’ gebed in Gethsemane, in afzondering gebeden.
- In zeer orthodoxe kringen wordt de Statenvertaling nog altijd als ‘door de Heilige Geest geïnspireerd’ beschouwd. De Statenvertalers vertaalden echter het woord voor doorwaarbare plaats (een voorde) met veerpont, alsof er veerpontjes over de Jordaan voerden! De Heilige Geest zat kennelijk even te suffen. ’t Hart stelt jammer genoeg niet de epistemologische vraag hoe je überhaupt kunt weten of een tekst door de Heilige Geest is geïnspireerd is of niet.
Dit stukje is in ieder geval wel / niet* door de Heilige Geest geïnspireerd.
* doorhalen wat van toepassing is.
Tot slot
Meent ’t Hart dat hij met zijn columns het christelijke geloof aan het wankelen heeft gebracht? Neen, besluit hij in zijn laatste column. Dat doen diegenen die van binnenuit de boel ondermijnen, de Kuiterts: die gelovig beginnen en als humanist eindigen.
De vraag is wat er van de bijbel overblijft, als deze niet letterlijk en historisch opgevat kan worden.
Een literaire tekst wellicht? ’t Hart wijdt een column aan het gegeven dat de vertalingen het herhaaldelijk voorkomen van ‘kai euthus’ (= en meteen) bij Marcus maskeren. Nietzsche:
‘Es ist eine Feinheit, dass Gott griechisch lernte, als er Schriftsteller werden wollte — und dass er es nicht besser lernte.’ (JGB 121).
Je kunt de bijbel ook anders interpreteren: allegorisch, mysiek, psychologisch, existentialistisch, marxistisch.Vooral de katholieke traditie kent vele voorbeelden. Ik denk bijvoorbeeld aan de mooie interpretatie van Meister Eckhart van de tempelreiniging als de reiniging van de ziel zodat de Godheid zijn Woord in de ziel spreken kan. Toch is dan de status van ‘de Heilige Schrift’ niet te handhaven. Je kunt ook mooie interpretaties van andere (betere/mooiere/geestigere) teksten maken. De bijbel is noch de Schrift (waarom eigenlijk ‘de’ ipv. ‘het’?), noch per se Heilig. Mijn ervaring is dat in de uiterste zeldzame gevallen dat ik de bijbel weer eens ter hand neem, ik deze al zeer snel weer verveeld ter zijde leg. Ik ken het allemaal wel zo beetje; het zegt me verder niets.
Bibliografie: