Deze website draait op WordPress. Op wordpress.org staat rechtsonderin de leus ‘code is poetry’. Wat betekent deze leus?
Men zal bedoelen dat programmacode soms mooi kan zijn. Voor een goede programmeur doet deze leus trouwens ironisch aan, want WordPress is geschreven in php, een houtje-touwtje programmeertaal. Geen enkele php-code kan ooit mooi zijn (behalve misschien <?php die(); ?>
).
De leus is echter niet ‘code is mooi’, maar ‘code is poëzie’. Het is niet de eerste keer dat een programmeur zijn werk voor kunst wil laten doorgaan. De vraag is echter: is programmeren een kunst? Is programmacode een kunstwerk?
Code is wel cool
Mijn eerste bedenking is dat hier sprake is van ‘een stukje zelfpropaganda’. Kunst is ‘cool’, programmeren niet – vindt men. Door programmeren kunst te noemen waant de programmeur zichzelf cool. Het gunstige aura van de kunstenaar en het ongunstige van de programmeur is ongetwijfeld een restant van de Romantiek – in ieder geval van de Duitse: de gekwelde kunstenaar versus de koele technicus, de tere poëet versus de autistische nerd. De listigheid van een leus bewijst echter nog niet zijn onwaarheid.
Wat is het? Hoe is het?
Plato zou nu Socrates te tonele voeren om een niets vermoedende Griek door te zagen over de vragen ‘wat is programmacode?’, ‘wat is poëzie?’ en ‘wat is het verschil tussen programmacode en een gedicht?’ Deze benadering behandelt beide als voorliggende voorwerpen en loopt bijgevolg het gevaar te beoordelen op uiterlijke eigenschappen. Een stuk programmacode en een stuk gedicht zijn niet alleen verschillende voorwerpen, maar zijn ook verschillend. De vragen wat een code is en wat een gedicht is leiden het antwoord al in een bepaalde richting. De wat-is-vragen houden als vanzelfsprekend dat het bestudeerde op die manier is zoals het is in de besturende ‘wat-is-het’-blik, namelijk als in het oog springende, voorhanden liggend voorwerp. Noch programmacode, noch een gedicht is echter gewoonlijks op deze wijze. Hoe zijn ze dan wel?
Hoe is programmacode?
Programmacode is tegenwoordig overal. Niet alleen in je pc, maar ook in je mobiele telefoon, je mp3-speler, je televisie. enz. Deze programmacode valt in het gebruik niet op: het is geen voorhanden voorwerp, maar het gaat op in het gebruik. Zoals je niet op je pen let bij het schrijven, zo merk je niets van de code op je mobiele telefoon bij het bellen of sms’en. Je merkt er pas iets van als het niet werkt of als het stuk gaat. Ik heb nog nooit programmacode gezien die poëzie genoemd kan worden, zelfs geen Driek van Wissen versje (weerleggingen zijn welkom). Programmacode is niet lyrisch, zingt niet, is niet poëtisch. De programmacode is niet poëtisch, maar onopvallend en gedienstig. Het is een middel om een doel mee te bereiken. Programmacode is een instrument en een programmeertaal is een instrumentele taal.
Hoe is een gedicht?
De eerste manier waarop men een gedicht vaak opvat, is als een uiting van zelfexpressie. Een gedicht beschouwt men als een communicatiemiddel van de innerlijke toestanden van de dichter. Het is niet moeilijk om gedichten te vinden die duidelijk geen dichterlijke zielstoestanden communiceren. Wezenlijker is echter: een instrument gaat onopvallend schuil in zijn gedienstigheid, terwijl een gedicht juist heel opvallend is, zeker wanneer het hardop wordt voorgelezen. Niet alleen de ‘inhoud’ ervan valt op, maar ook de klank en het metrum. Bij het horen van een gedicht kan bijvoorbeeld een heel alledaags woord ineens heel vreemd klinken. De taal zelf treedt dus in het gedicht op de voorgrond, het is niet alleen gedienstig aan een doel. De taal van een gedicht is geen (louter) instrumentele taal. Van de meeste gedichten valt niet te zeggen wat het doel van de dichter ermee is. En zelfs als een of meer mogelijke doelen geformuleerd kunnen worden, staat het gedicht erboven: het is nooit louter instrument, het staat op zichzelf.
Geen gedicht, louter instrument
Deze schamele, vooral negatieve bepalingen van het gedicht verlangen een nader bepaling binnen een strenger vragen. Daarvan moeten we hier afzien: laten we voor nu terugkeren naar de vraag of code poëzie is. Programmacode is een instrument, een programmeertaal is een instrumentele taal. De menselijke taal is in de alledaagse omgang ook een instrument, maar de poëzie toont dat de menselijke taal niet louter een instrument is, maar iets waarvan een kracht kan uit gaan. Wellicht is dit ook bij programmacode het geval?
Programmeertalen worden gekarakteriseerd als: imperatief, functioneel, logisch of object-geöriënteerd. In wezen zijn ze echter hetzelfde: elke programmacode kan herleid worden, en wordt herleid, tot een reeks instructies voor de microprocessor. Programmacode is een manipualtie-instrument voor de centrale rekeneenheid. Een programmeertaal is louter een instrumentele taal, die louter volledig rationele en doorzichtige instructies kan opleveren. Het laat geen ruimte voor twijfel, onbepaalde ambiguïteit, onbestemde hints, subtiele wenken naar het komende onbekende. Het kan niet niet-rationeel zijn; het kan niets verbergen; het kan niets toespelen; het kan niets onherleidbaar in het onbestemde laten. Als een stuk programmacode onbegrijpelijk is, is het een gebrek van de programmeur. Het is nog-niet-begrijpelijk, maar het kan worden begrepen; het gebrek kan worden opgeheven. Sommige gedichten daarentegen blijven elk begrijpen weigeren. Een stukje programmacode kan dus hoogstens een fraai staaltje van menselijke vernuft zijn, een slimme list, maar nooit kunst, nooit poëzie. (Wederom: weerleggingen zijn welkom, het zou niet de eerste keer zijn dat een ‘filosoof’ zegt: ‘het kan niet’ en vervolgens een ander zegt: ’ta-da, hier is’).