Trawny, Heidegger Fragmente

Peter Trawny’s Heidegger Fragmente heeft als ondertitel Eine philosophische Biographie, maar het is helemaal geen biografie. Het zijn korte gedachten zonder overkoepelende structuur, geschreven door een heideggeriaan die van Heidegger tracht los te komen. Wel betrekt hij in de fragmenten meer dan gebruikelijk het leven van de besproken denker. Dat is zijn inziens gerechtvaardigd, omdat (1) Heidegger zelf pleitte voor een denken dat op het leven betrokken is. En omdat (2) Heidegger ook in zijn persoonlijk leven zich op zijn denken beroept en zich in zijn esoterische filosofische taal uitdrukt, zoals in de brieven aan zijn vrouw bij zijn zoveelste echtbreuk. De tegenwoordig gangbare scheiding tussen werk en privé ging voor Heidegger niet op; hij was geen filosofie-professional.

De biografisch-fragmentarische aanpak stelt Trawny in staat de denkwijzen van Heidegger zo te bespreken dat hij zich niet verliest in de poging hem louter uit te leggen, noch in de valkuil loopt van een gemakkelijke rationalistische afwijzing. Ik licht hieruit twee rode draden op: (1) filosofie aan de universtiteit en (2) de zijnsvraag.

Filosofie versus academische wijsbegeerte

Heidegger was dertig jaar aan de universiteit verbonden, kreeg daarna een onderwijsverbod dat duurde tot zijn emeritaat. Tegelijk is hij zijn hele leven kritisch geweest op de academische wijsbegeerte. Als nazi-rector wilde hij zelfs de universiteit drastisch omvormen, waarvoor hij echter weinig bijval kreeg. Heidegger, net als ongeveer elke andere ‘grote filosoof’, is moeilijk voorstelbaar als een gestreste geesteswetenschapper aan een hedendaagse universiteit, als international Husserl scholar. Wat Trawny zelf betreft, zijn Martin-Heidegger-Institut is weliswaar verbonden aan de universiteit van Wuppertal, maar krijgt – voor zover ik kan nagaan – geen financiering van deze universiteit. Aan de huidige academische arbeider worden eisen gesteld die haaks staan op hoe filosofen tot dusver hun denkwegen plachten te bewandelen. Hij moet subsidie-aanvragen indienen voor maatschappelijk relevante projecten, waarvan men de output op valoriseerbaarheid moet kunnen toetsen. Elk project moet maximaal worden uitgebuit in citeerbare artikelen in peer-reviewed magazines. Enzovoort.

Menig filosoof daarentegen bracht – op korte termijn althans – de maatschappij schade toe, zo vond men van bijvoorbeeld Socrates of Spinoza. Heidegger schreef (met de hand!) hele boekwerken die hij niet eens publiceerde, maar in dozen wegstopte, zoals zijn Beiträgen zur Philosophie. Daarnaast geldt zijn werk als obscuur en esoterisch, waar niets valt te valoriseren tot heldere argumenten in het maatschappelijke debat. Er waren geen peers die zijn werk gunstig konden reviewen. Aan de hedendaagse universiteit zou hij daar niet mee wegkomen. Trawny concludeert dat de universiteit tegenwoordig een dusdanige ‘conventionalisering’ eist, dat er, voor iemand die tot filosofisch denken en vragen geneigd is, op de universiteit geen plaats is.

De zijnsvraag

Heidegger wordt vaak voor een obscurantist uitgemaakt, aangezien hij vraagt naar het zijn zelf, zonder dat hij vooraf weet te definiëren wat hij daaronder verstaat. Heidegger zou dit echter niet als verwijt zien. Hij is met opzet obscuur, als onder obscuur wordt verstaan: vragen naar iets wat duister en onopgehelderd is, naar wat zich terughoudt, zelfs naar wat niet iets is. ‘Het zijn zelf’ is geen voorwerp en kan geen onderwerp zijn van rationeel-empirisch wetenschappelijk onderzoek. Maar waarom zou je vragen naar iets als je al weet wat het is? Opvallend is bovendien dat de zogenaamde heideggerianen zich vooral bezighouden met Heidegger-interpretatie, maar niet met het vragen naar het zijn zelf, zoals Heidegger dat deed – of wilde doen. Niemand weet immers waarnaar eigenlijk gevraagd wordt. Het zijn zelf is niets. Heidegger-interpretatie verdinglijkt Heideggers denken, terwijl Heidegger trachtte te vragen naar dat wat zich aan elke verdinglijking onttrekt. De vraag naar het zijn zelf moet de denker ont-zetten, moet een nood wekken, terwijl huidige filosofische research weliswaar niet zo obscuur en esoterisch is, maar wel volledig indifferent, zonder noodzaak en vervelend.

De zijnsvraag gaat in tegen de rationalistische gedachte dat filosofie een debat met argumenten is, terwijl het veld waarop het debat en argumentatie zich afspeelt pas door de filosofie gesticht is. Bijvoorbeeld het overloze debat over realisme versus idealisme gaat terug op bepaalde gedachten over wat ‘reëel’ en ideëel’ zou betekenen. De zijnsvraag in zijn obscuriteit moet het gefixeerde veld juist ont-zetten, zodat het een verandering (Wandlung) kan ondergaan. Dit is dan echt filosofie. Het leven en het zijn zelf kunnen geen voorwerp van research zijn. ‘Een levendige filosofie heeft het onbegrijpelijke nodig om op nieuwe vragen te stoten’ (p. 226)  Er is een andere wijze van spreken nodig. ‘Het leven is geen voorwerp, het is het geheim, dat slechts als literatuur, niet als wetenschappelijke tekst kan worden uitgesproken’ (p.156)
Maar is Heidegger vooral een literair fenomeen, zoals Trawny beweert? Wat is er dan nog filosofisch?

Bibliografie

Peter Trawny, Heidegger Fragmente. Eine philosophische Biographie (2018)