Bij de recente ‘ophef’ – zoals nieuws tegenwoordig schijnt te heten – over excuses voor een Nederlandse oorlogsmisdaad in Rawagede (1947) zei een historicus op de radio nuchter (in mijn woorden): als je daaraan begint, dan komt er geen einde aan. Deze historicus was Ewald Vanvugt wiens Nieuw zwartboek van Nederland overzee. Wat iedere Nederlander moet weten vorig jaar bij Aspekt verscheen. In dit boek, een aanvulling en herziening van het Zwartboek uit 2002, somt hij in ongeveer 500 pagina’s de wandaden van Nederlanders overzee op, van 1209 (kruistocht) tot en met 1949 (de laatste koloniale oorlog). De meeste wandaden worden beschreven in slechts enkele pagina’s, dus men begrijpt hoe lang een minister van Buitenlandse Zaken bezig zou zijn met excuses maken.
VOC-mentaliteit
Op de lagere school werd je onderwezen in wat heette ‘de Vaderlandse Geschiedenis’. Zoals de naam al onthult, gaat het niet louter om het overdragen van kennis over de geschiedenis van Nederland, maar ook om daarbij vaderlandslievende gevoelens te stichten. Opdat de leerling op Koninginnedag met volle borst de vaderlandse helden Piet Hein (zijn naam is klein, maar zijn daden benne…) en Michiel de Ruyter c.s. zou bezingen. Erg goed gelukt lijkt me dat niet, net zo min als de godsdienstles, de kerkelijke propaganda die minder onthullend ‘Bijbelse geschiedenis’ placht te heten. Hoewel… De vorige premier, die nota bene geschiedenis had gestudeerd, pleitte voor meer ‘VOC-mentaliteit’. Enig tegengif kan dus geen kwaad. Toch?
Wat is nu die VOC-mentaliteit? Zoals bekend was de VOC een monopolist en mocht er met de zegen van de Republiek schepen van vijanden, die toevallig ook concurrenten waren (Spanjaarden, Portugezen, Engelsen), gekaapt worden. Maar ze waren toch zo ondernemend en avontuurlijk? Gretig haalt Vanvugt de klachten van tijdgenoten aan over het schuim der aarde dat als bestuurder naar de Oost werd gestuurd: dronken, corrupt, wanordelijk. Daarnaast ging ongeveer 70% van het budget van de VOC naar militaire middelen. De koopman gedijde dankzij de knoet. In het boek vind je een prent van Nederlanders die een concurrerende Engelse koopman martelen met de bekende methode van … waterboarding (17e eeuw al).
Voor de VOC verwierf Jan Pieterz Coen het nootmuskaatmonopolie door uitroeiing van circa 2500 mensen op de Banda-eilanden. Om het bijna ontvolkte gebied te exploiteren voerde de VOC Aziatische slaven in. (Stokpaardje van Vanvugt: bij slavernij denkt men altijd aan de Afrikanen, maar vergeet men de Aziaten). En zo voort. Veelvuldig kan hij daarom Multatuli aanhalen: ‘een dorp dat pas was veroverd door Nederlandse soldaten en dus in brand stond’ (p. 305). (Tip voor logici: gebruik eens dit voorbeeld in plaats van het afgezaagde: het regent dus de straten zijn nat).
Naast kaping, slavenhandel, marteling, verwoesting, moord en uitroeiing hield de VOC zich ook bezig met de lucratieve opiumhandel ten behoeve van vooral de Chinezen – ook een stokpaardje van Vanvugt. Toen in de 19e de staat de kolonie overnam, waren er zelfs staatsfabriekjes voor opium en kon de gebruiker zijn opium bij een soort postkantoortje ophalen. Ja, het drugsbeleid was de tijd ver vooruit.
Ironisch merkt de auteur op dat de schepen genoemd naar deze zeehelden/-rovers met de VOC-mentaliteit, zoals Tromp en De Ruyter, naar de Somalische kust afreizen om de piraten daar de les te lezen.
Maar hij besteedt ook aandacht het kleine aantal tegengeluiden, zoals bijvoorbeeld ‘de vergeten antikoloniaal’ Jakob Haafner.
Postkoloniale geschiedschrijving
Voor wie denkt dat nu toch alles in orde is: in het laatste hoofdstuk behandelt Vanvugt de koloniale geschiedschrijving in de postkoloniale tijd. Bijvoorbeeld hoe in het geheim de Nederlands-Indische soldaten in het Nationaal Monument op de Dam worden herdacht. Of hoe resten van de buit van sommige wandaden zijn nog altijd in de Nederlandse musea, zoals het Amsterdamse Tropenmuseum en het Leidse Rijksmuseum voor Volkenkunde, te bewonderen zijn. En natuurlijk de nadruk op het vaderlandse in plaats van op de geschiedenis. Kortom, ‘wat iedere Nederlander moet weten’. Ook geschikt als naslag in die momenten dat je last hebt van gevoelens van ’trots op Nederland’ of weemoedig terugverlangt naar de ondernemende ‘VOC-mentaliteit’.
Bibliografie
Het boek is om onduidelijke redenen slecht verkrijgbaar (iets minder Jamie Oliver mag best) bij de fysieke boekhandel.